Deelvraag 5.

Wat voor gevolgen heeft laaggeletterdheid voor de mens en voor de maatschappij?

 

In deze deelvraag bespreken we de gevolgen van laaggeletterdheid voor de mens en de maatschappij. Het is vanzelfsprekend dat mensen met laaggeletterdheid minder snel een baan kunnen vinden, maar de laaggeletterde lopen nog tegen veel meer dagelijkse problemen aan. Wat zijn deze problemen eigenlijk? Het is van belang om hier antwoord op te krijgen om onze hoofdvraag te kunnen beantwoorden. We moeten namelijk weten hoe de maatschappij op deze problemen reageert en wat het voor kosten met zich mee brengt.

 

 

Het is voor ieder mens belangrijk om goed en zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij, en basisvaardigheden als lezen en schrijven zijn daarbij onmisbaar. Laaggeletterden lopen dus al snel tegen problemen aan. In het dagelijks leven komen ze al veel problemen tegen. Hieronder een aantal dingen die voor ons heel normaal zijn, maar die laaggeletterde heel veel moeite kosten:

-           invullen van formulieren zoals bijvoorbeeld voor zorgtoeslag, kinderopvang of                                 huurtoeslag;

-           lezen van straatnaamborden;

          het voorlezen van (klein)kinderen;

-           schrijven van een (verjaardags)kaart;

-           geld opnemen bij een pinautomaat;

-           opzoeken van vertrektijden van de trein;

-           schrijven van brieven;

-           recepten lezen uit een kookboek;

-           het lezen en begrijpen van gezondheidstips, patiëntenfolders en bijsluiters van medicijnen.

 

 

Ook op de arbeidsmarkt levert laaggeletterdheid veel problemen op. Voor laaggeletterden is het veel moeilijker om aan een baan te komen. Maar de laaggeletterden die wel een baan hebben gevonden, lopen al snel tegen verschillende problemen aan. Het is voor hen bijvoorbeeld moeilijk om instructies te begrijpen en informatie te lezen.  Ook zullen ze moeite hebben met e-mailen, rapporten en het lezen van veiligheidsinstructies. En hierdoor is het weer lastig om hun baan te kunnen behouden.

 

 

Uit het onderzoek, Stil vermogen (een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid), uitgevoerd door Wim Groot en Henriëtte Maassen van den Brink in 2006 is gebleken dat laaggeletterdheid de maatschappij heel veel geld kost.

De gezondheidszorg is jaarlijks 61 miljoen euro kwijt aan laaggeletterdheid. Op het terrein van de sociale zekerheid gaat het om 456 miljoen euro. Justitie betaalt jaarlijks 19,5 miljoen euro aan laaggeletterdheid. Het uitbannen van laaggeletterdheid levert de maatschappij een besparing op van 537 miljoen euro per jaar. Daarnaast zal volledige uitbanning van laaggeletterdheid leiden tot een groei van het bruto binnenlands product met tien tot 22 procent.

 

 

Het probleem laaggeletterdheid is in Nederland erg groot, maar toch horen we hier bijna niets over. Er heerst een taboe op. Heel veel mensen in Nederland weten niet eens dat het laaggeletterdheid in Nederland zo’n groot probleem is, en dat er ook in ons kleine landje nog veel te veel laaggeletterde zijn. Maar hoe kan het dat we er niet veel over horen?

Laaggeletterden:

-           schamen zich omdat het onderwerp taboe is; ook de samenleving schaamt zich;

-           zijn onzeker door negatieve schoolervaringen;

-           hebben weinig vertrouwen in het eigen leervermogen;

-           hebben vermijding- en compensatiestrategieën ontwikkeld, zoals een goed geheugen;

-           hebben ermee leren leven; lees- en schrijftaken hebben ze uitbesteed aan partner,                            kinderen, familie of vrienden;

-           zijn zich soms niet bewust dat ze een lees- en schrijfprobleem hebben. Een veelgehoorde               uitspraak is: ‘Ik kan wel lezen, maar ik begrijp het alleen niet’;

-           weten niet dat ze er iets aan kunnen doen. Ze weten niet dat er speciale cursussen zijn.

 

Uit onderzoek, bekendheid met laaggeletterdheid door Nipo, Amsterdam 2006 en 2007, is gebleken dat het probleem laaggeletterdheid in Nederland erg onderschat wordt.

In september 2006 noemde zeventien procent van de ondervraagden lees en schrijfproblemen als een oorzaak om niet mee te kunnen doen in de samenleving. In september 2007 was dit gestegen naar 25 procent. 31 procent van de ondervraagden geeft aan dat laaggeletterdheid het meest voorkomt in de groep ‘mensen met een niet-Nederlandse achtergrond’. In 2006 was dit nog 52 procent. 21 procent van de ondervraagden schat in dat er tussen de één en anderhalf miljoen laaggeletterden zijn. 26 procent denkt zelfs meer dan 1,5 miljoen. Zestien procent denkt tussen de 500.000 en één miljoen en 24 procent tussen 100.000 en 500.000. Negen procent schat dat Nederland tussen de 10.000 en 100.000 laaggeletterden telt.

 

 

Conclusie

Lezen en schrijven zijn belangrijke vaardigheden om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn, zoals pinnen, voorlezen, een kaartje schrijven, kunnen voor laaggeletterden een groot probleem vormen. In Nederland heerst er een taboe op laaggeletterdheid. We horen en weten er bijna niets over terwijl het wel een groot probleem is. Laaggeletterdheid kost de maatschappij erg veel geld. Deze kosten zouden verminderd kunnen worden als het probleem grondig wordt aangepakt.