Deelvraag 3.

Hoe verhoudt het (functioneel)analfabetisme in Nederland zich tot dat in andere Europese landen?

 

In dit tweede hoofdstuk gaan we de verschillen bekijken tussen (functioneel) analfabetisme in Nederland en andere Europese landen. Voor de beantwoording van de hoofdvraag is het van belang dat we erachter komen hoe het (functioneel) analfabetisme in Nederland is. We zullen eerst gaan kijken hoe groot het probleem is in Nederland en hierna zullen we dit gaan vergelijken met de gegevens van  de andere Europese landen.

 

 

Hoe staat het in Nederland ervoor?

Laaggeletterdheid vormt in Nederland een groot probleem. Van de anderhalf miljoen laaggeletterden is één miljoen van Nederlandse afkomst en een half miljoen van niet-Nederlandse afkomst. Laaggeletterdheid komt voor bij allochtonen en autochtonen, bij jonge en oude mensen, bij mannen en vrouwen en bij werkende en niet werkende.

Uit gegevens van een brochure (2005), samengesteld in het kader van het Landelijke Actieplan Alfabetisering Autochtone Nederlanders en uit gegeven door CINOP (Centrum voor innovatie van opleidingen), blijkt dat we bevolkingsgroepen kunnen aanwijzen waarin laaggeletterdheid naar verhouding vaker voorkomt. Ook komt onderstaande informatie uit deze brochure.

 

 

Alle leeftijden

Er is een sterke relatie tussen leeftijd en geletterdheid. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt de laaggeletterdheid toe. Maar dit betekent niet dat laaggeletterdheid bij jongeren weinig zou voorkomen. In de leeftijdscategorie zestien tot 24 jaar is maar liefst zeven procent laaggeletterd. Het gaat daarbij om enkele tienduizenden jongeren.

 

 

Mannen en vrouwen

Laaggeletterdheid komt zowel onder mannen als vrouwen voor. Huisvrouwen zijn echter in regel minder geoefend in lees- en schrijftaken dan mannen. Traditioneel neemt binnen het gezin de man immers de lees-, schrijf- en rekentaken voor zijn rekening. Bankzaken en verzekeringen behoren veelal tot zijn domein. Bovendien hebben meer mannen dan vrouwen een betaalde baan en zij komen daardoor vaker in aanraking met lees-, schrijf- en rekentaken.

 

 

Stad en platteland

Zowel in stad als platteland komt laaggeletterdheid voor. In steden komt laaggeletterdheid verhoudingsgewijs veel voor in achterstandswijken met goedkope huurwoningen.

 

 

Onderwijsachtergrond

Er is natuurlijk een sterke relatie tussen laaggeletterdheid en het opleidingsniveau. Laaggeletterdheid komt relatief veel voor onder laagopgeleide volwassenen. Laaggeletterdheid komt naar verhouding veel voor onder volwassenen:

- die in hun jeugdjaren speciaal onderwijs en praktijkonderwijs gevolgd hebben (leerlingen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden; onderwijs voor blinden, doven en kinderen met een psychiatrische stoornis);

- die in hun jeugdjaren werden beschouwd als zorgleerling (kinderen met een beperking) of als achterstandsleerling (kinderen van laagopgeleide allochtone ouders; zigeunerkinderen en kinderen van woonwagenbewoners; schipperskinderen; kinderen van laagopgeleide ouders);

- die het jeugdonderwijs hebben verlaten zonder startkwalificatie (diploma op mbo-2 niveau).

 

 

Werk en inkomen

Er is een sterke relatie tussen geletterdheid en sociaaleconomische positie. Ongeveer 32 procent van de mensen in de laagste inkomenscategorieën is laaggeletterd. Laaggeletterde mensen zijn zeer in het nadeel op de arbeidsmarkt. Ze zijn veelal aangewezen op onaantrekkelijk laagbetaald werk zonder een loopbaanperspectief. Voorts zijn relatief veel laaggeletterden werkzaam in gesubsidieerde arbeid (bijvoorbeeld sociale werkplaatsen). Laaggeletterdheid komt relatief veel voor onder mensen zonder betaalde arbeid (bijvoorbeeld huisvrouwen) en mensen met een uitkering (bijstand, WW, WAO en AOW).

 

 

Allochtonen

Van de ongeveer 1,5 miljoen laaggeletterden is een half miljoen van buitenlandse herkomst. Ook bij allochtonen gaat het niet om een homogene groep. Allereerst zijn er de mensen die in hun land van herkomst weinig of geen onderwijs hebben genoten en niet gealfabetiseerd zijn in hun eigen moedertaal. Dit is vooral bij niet-westerse allochtonen het geval en het meest speelt dat bij vrouwen. Dit kan onder meer liggen aan de tradities in de landen van herkomst, waar de leerplicht slechts in formele zin bestaat en waar meisjes minder onderwijskansen hebben. In Nederland zijn vooral allochtone huisvrouwen zonder veel activiteiten buitenshuis en zonder veel contacten met Nederlanders laaggeletterd. Voorts zijn er de mensen die wel gealfabetiseerd zijn in hun eigen taal, maar die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheersen. Hier is geen sprake van laaggeletterdheid, maar van taalproblemen die te maken hebben met het leren van een vreemde taal. Daarnaast kunnen er voor allochtonen nog een aantal bijkomende belemmeringen genoemd worden zoals:

-        onvoldoende kennis over het functioneren van de Nederlandse maatschappij                     

          (bijvoorbeeld op gebieden als onderwijs, werk en gezondheidszorg);

-        onzekerheid over de eigen positie binnen de Nederlandse samenleving;

-        publieke onwetendheid en misvattingen over mensen van buitenlandse herkomst,

          door onder meer negatieve beeldvorming in de media;

-        scheiding van familie en vrienden;

-        het ontbreken van erkenning van diploma’s, arbeidservaring en verworven competenties.

Als laatste groep kan genoemd worden de tweede generatie van allochtonen. Veel allochtone kinderen groeien op in een andere thuistaal dan het Nederlands en/of er ontbreekt een cultuurwaar schriftelijke communicatie heel gewoon is. Dit kan ertoe leiden dat ze een taalachterstand in Nederlands oplopen die op school niet meer in te halen is en die vervolgens een funeste uitwerking heeft op de onderwijscarrière.

 


 

 

Schematisch overzicht 1: Kengetallen laaggeletterdheid Aantal functioneel analfabeten van boven de 16 jaar**

1.500.000

Hun aandeel in de volwassen Nederlandse bevolking **

13%

Aandeel van functioneel analfabeten onder de jongeren van 16 tot 24 jaar ***

7%

Aantal autochtone functioneel analfabeten **

1.000.000 (67%)

Aantal allochtone functioneel analfabeten **

500.000 (33%)

Aantal functioneel analfabeten in de beroepsbevolking **

350.000 (6%)

Aandeel van functioneel analfabeten in de niet-werkende bevolking ***

17%

Aandeel van functioneel analfabeten onder de mensen in de laagste inkomenscategorieën ***

32%

Aandeel van de beroepsbevolking dat geen formele startkwalificatie heeft **

28%

Aantal mensen in Nederland dat de vaardigheden lezen en rekenen niet voldoende beheerst om adequaat te functioneren in de kenniseconomie***

3 à 4 miljoen

** Bron: Th. Bersee, D. de Boer en E. Bohnenn, 2003

*** Bron: W. Houtkoop, Basisvaardigheden in Nederland, 2000

 

Door de Stichting Lezen en Schrijven zijn we geïnformeerd over hoe de situatie er nu uitziet in Nederland. Er is gebleken dat over in Nederland laaggeletterdheid een groot probleem vormt met vergelijkbare omvang en gevolgen. Uit onderzoek van provincies blijkt bijvoorbeeld dat de aard en de omvang van het probleem in de provincie Utrecht wordt geschat op zestien procent van de bevolking tussen 15 en 75 jaar. In Noord-Brabant is dertien procent van de volwassen Brabanders tot 65 jaar laaggeletterd. Ongeveer twaalf procent van de bevolking in Groningen is laaggeletterd.

 

 

 

Hoe staat het er in de andere Europese landen voor?

De alarmerende berichten van UNESCO over analfabetisme in westerse landen in beginjaren zestig en de economische ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog waren aanleiding in verschillende westerse landen om onderzoek te doen naar de ernst van de situatie onder de eigen bevolking en naar de behoefte aan onderwijs voor volwassenen. (Functioneel)analfabetisme kwam in de jaren vijftig en zestig in grote delen van Europa voor. Het was echter een verborgen probleem, omdat het in die tijd vooral werd gezien als een falen van individuele personen. Solidariteit met deze groep kwam op gang doordat met name kerkelijke organisaties, vakbonden en NGO’s zich ervoor gingen inzetten. (Functioneel)analfabetisme werd vervolgens steeds meer gezien als een maatschappelijk probleem dat economische groei in de weg stond. De bezorgdheid nam toe, toen duidelijk werd dat ook jongeren tussen 10 en 14 jaar over onvoldoende lees-, schrijf- en rekenvaardigheden bleken te beschikken om te kunnen functioneren in persoonlijk en maatschappelijk leven.

 

 

Volgens de bron Pisa, peilingonderzoek naar de kennis en de vaardigheden van vijftienjarigen in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen. CITO; UNESCO Institute for Statistics zijn we tot de volgende informatie gekomen:

Laaggeletterdheid is in de meeste westerse landen een omvangrijk probleem. Zweden heeft het hoogste niveau van geletterdheid. Duitsland heeft iets minder laaggeletterden dan Nederland en de meeste andere Europese landen hebben meer laaggeletterden. In het Verenigd Koninkrijk is 23 procent van de bevolking laaggeletterd

 

 

Conclusie

Laaggeletterdheid vormt in Nederland een groot probleem. Nederland kent anderhalf miljoen laaggeletterden daarvan is één miljoen van Nederlandse afkomst en half miljoen van niet-Nederlandse afkomst. Een belangrijke oorzaak van laaggeletterdheid is een slechte onderwijsachtergrond, veel laaggeletterden hebben geen tot weinig scholing gehad en zeker de middelbare school niet afgemaakt. Ook verschilt het met de leeftijden, stad of platteland, mannen of vrouwen, werk en inkomen. Laaggeletterden zijn zeer in het nadeel op de arbeidsmarkt en zullen niet snel aan werk komen, als ze wel aan werk komen worden ze snel aangewezen op onaantrekkelijk laagbetaald werk zonder een loopbaanperspectief. Ook in andere Europese landen is laaggeletterdheid nog altijd een groot probleem. Ten opzichte van andere Europese landen valt Nederland in de categorie van de landen met de minste laaggeletterden. Alleen de landen Zweden en Duitsland hebben een lager percentage laaggeletterdheid. Dus hieruit kunnen we concluderen dat er vele factoren een rol spelen bij laaggeletterdheid en dat het in Nederland reuze meevalt met laaggeletterdheid ten opzichte van andere Europese landen.