Deelvraag 1.

Wat is (functioneel)analfabetisme?

 

In dit hoofdstuk behandelen we de vragen, ‘wat is analfabetisme?’ en ‘wat is het verschil tussen analfabetisme en functioneel analfabetisme?’ Functioneel analfabetisme wordt ook wel laaggeletterdheid genoemd. We zullen de term ‘laaggeletterdheid’ in ons hele profielwerkstuk gebruiken.  Deze twee begrippen vallen beide onder de term ‘ongeletterdheid’. Het is dus van belang dat we eerst weten wat geletterdheid is. Ook gaan we de begrippen proza- en documentgeletterdheid definiëren.

 

Vroeger werd geletterdheid gedefinieerd als de puur technische vaardigheid van het kunnen lezen en schrijven. In de huidige kennissamenleving, die steeds hogere eisen stelt aan ons vermogen om informatie te verwerken, volstaat die vaardigheid echter niet meer. Zo hoefde een werknemer vroeger alleen woorden te kunnen ontcijferen en zijn naam te kunnen schrijven. Tegenwoordig moet hij echter ook veiligheidsvoorschriften kunnen lezen en percentages kunnen berekenen. Ook moet hij eigenlijk een computer kunnen bedienen.

 

De OESO[1] herdefinieert geletterdheid daarom als de kennis en vaardigheden die nodig zijn om:

-             informatie te begrijpen en te gebruiken uit teksten (bijvoorbeeld redactionele artikelen,                     nieuwsberichten, gedichten, fictie);

-             informatie te vinden en te gebruiken in bijvoorbeeld sollicitatiebrieven, bijsluiters,

               loonlijsten, transportschema’s, kaarten, tabellen en

               grafieken;

-             losse of opeenvolgende rekenkundige bewerkingen uit te voeren aan de hand van                            getallen vermeld op bedrukte materialen.

 

Het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) onderscheidt twee vormen van geletterdheid. Je hebt prozageletterdheid en documentgeletterdheid.

Proza- en documentgeletterdheid verwijzen naar twee aspecten van geletterdheid, waarbij prozageletterdheid meer overeenkomt met de ‘klassieke’ opvatting van geletterdheid (het lezen en begrijpen van langere stukken tekst). Documentgeletterdheid meer waarbij de eerste meer overeenkomt met de ‘klassieke’ opvatting van geletterdheid (het lezen en begrijpen van langere stukken tekst) en documentgeletterdheid meer verwijst naar allerlei tekstsoorten, waarmee mensen in de huidige samenleving worden geconfronteerd.

Prozageletterdheid is de kennis en vaardigheden die nodig zijn om informatie uit teksten te begrijpen en te gebruiken. Voorbeelden van teksten zijn brieven, nieuwsverhalen, brochures en handleidingen.

Bij documentgeletterdheid gaat het om de kennis en vaardigheden die nodig zijn om informatie afkomstig uit een veelheid van teksttypes te lokaliseren en te gebruiken. Voorbeelden van teksttypes zijn sollicitatieformulieren, loonoverzichten, aankomst- en vertrektijden van het openbaar vervoer, kaarten, tabellen en grafieken.

 

 

Analfabetisme –  Via de Stichting Lezen en Schrijven en de website ‘mens-en-samenleving’ zijn we tot de volgende definitie gekomen van analfabetisme:

een analfabeet is iemand van minstens 16 jaar oud, die niet kan lezen en schrijven en dit ook nooit heeft geleerd. Deze persoon beheerst de vaardigheid in lezen, spellen en schrijven dus niet of in onvoldoende mate. In Nederland betreft dit naar schatting 250.000 mensen. Het gaat om ongeveer anderhalf procent van de hele bevolking. Een analfabeet is niet in staat om een tekst te lezen, maar is wel in staat om een taal te leren. Veel analfabeten durven er niet voor uit te komen dat ze niet kunnen lezen en schrijven omdat ze zich hiervoor schamen. Ze proberen hun probleem dan ook altijd te verbergen. Veel analfabeten/laaggeletterden maken gebruik van een van deze smoesjes:

 

-           “Dat formulier vul ik thuis wel in.”

Dat iemand thuis ingewikkelde formulieren op zijn gemak wil invullen is niet zo vreemd. Maar als eenvoudige papieren toch worden meegenomen, dan kan het zijn dat er thuis schrijfhulp aanwezig is.

 

-         “Ik ben mijn bril vergeten.”

Het kan gebeuren dat iemand zijn bril vergeet. Maar als dat vaker het geval is, kan dat een aanwijzing zijn.

 

-         “Ik heb een onleesbaar handschrift.”

Dit kan een signaal zijn dat iemand problemen heeft met schrijven en zelf geen formulieren wil invullen. Het kan ook zijn dat iemand helemaal niet kan schrijven.

 

-           “Ik laat de kinderen altijd boodschappen doen.”

Iemand die niet kan lezen (en rekenen) gaat niet graag naar de winkel. Om de juiste producten te kunnen kopen moet je immers wel kunnen lezen wat er op het etiket staat.

 

-           “Die hoofdpijn gaat maar niet over.”

Dat iemand klaagt over – chronische – hoofdpijn, kan vele oorzaken hebben. Eén daarvan is stress, als gevolg van problemen op het werk. Het is niet uitgesloten dat iemand niet meer kan meekomen omdat hij onvoldoende kan lezen of schrijven.

 

Deze signalen zijn afkomstig van CINOP (Centrum voor innovatie van opleidingen), Stichting Expertisecentrum. ETV.nl en Stichting Lezen & Schrijven

 

 

Laaggeletterdheid (functioneel analfabetisme) –   Via de Stichting Lezen en Schrijven en via het IALS-onderzoek uitgevoerd door Aukje Smit en Astrid Hazelzet (senior onderzoekers bij TNO Kwaliteit van Leven te Hoofddorp) zijn we tot de volgende definitie van laaggeletterdheid gekomen:

een laaggeletterde is iemand die wel kan lezen en schrijven, in tegenstelling tot een analfabeet, maar hij/zij beheerst deze vaardigheden niet goed genoeg om te kunnen functioneren in de maatschappij.  Ook hebben laaggeletterden veel moeite met rekenen en hierdoor komen ze vaak in problemen in het arbeidsproces. Deze personen kunnen bijvoorbeeld geen gebruiksaanwijzingen lezen of een bijsluiter.  Laaggeletterdheid komt voor onder de hele volwassen bevolking. Anderhalf miljoen Nederlanders boven de zestien jaar hebben grote moeite met lezen en schrijven. Het gaat om ongeveer dertien procent van de volwassen bevolking. De leeftijd verschilt van 16 tot 80 jaar. De scholing van de analfabeten varieert van bijna niets tot twee jaar voortgezet onderwijs. Een oorzaak voor vele analfabeten is dat ze in hun jeugd veel ziek zijn geweest of last hadden van psychische problemen. Uit onderzoek  -van ECBO blijkt dat momenteel 7 tot 10 procent van de kinderen op de basisschool het tempo van het lezen en schrijven niet kunnen bijhouden. Veel van deze kinderen zijn afkomstig uit de lagere sociale klasse en worden van huis uit niet gestimuleerd om goed hun best te doen op school.

 

 


 Aangezien laaggeletterden een heterogene groep vormen, is het moeilijk om generieke kenmerken te formuleren voor deze groep. Het opleidingsniveau, de beroepsklasse waarin men werkzaam is en óf men werkzaam is, hangt sterk samen met laaggeletterdheid. 

Uit het onderzoek: De ‘geletterdheid’ van de Nederlander: economische, sociale en educatieve aspecten van de taal- en rekenvaardigheden van de Nederlandse beroepsbevolking. Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, Amsterdam 2000 hebben we de volgende gegevens uitgehaald:

 

 

36%     Van de mensen die de basisschool niet hebben voltooid

18%     Van de  werklozen

25%     Van de mensen in de WAO

6%       Van de beroepsbevolking

7%       Van de jongeren tussen 16 en 24 jaar

23%     Van de mensen tussen 56 en 65 jaar

32%     Van de mensen in de laagste inkomenscategorie

 

Ter vergelijking: 6% van de werkende beroepsbevolking is laaggeletterd en naarmate het opleidings- en functieniveau stijgt, neemt ook het aantal laaggeletterden af.

 

 

Conclusie

We weten nu dus wat analfabetisme en laaggeletterdheid is. Een analfabeet is iemand van minstens zestien jaar oud, die niet kan lezen en schrijven en dit ook nooit heeft geleerd. Deze persoon beheerst de vaardigheid in lezen, spellen en schrijven  dus niet of in onvoldoende mate. Een laaggeletterde is iemand die wel kan lezen en schrijven in tegen stelling tot een analfabeet, maar hij/zij beheerst deze vaardigheden niet goed genoeg om te kunnen functioneren in de maatschappij. Uit de twee omschrijvingen van deze begrippen is dus eigenlijk ook meteen het verschil tussen deze twee duidelijk geworden. Dit is namelijk dat een analfabeet helemaal niet kan lezen en schrijven,  en dan een laaggeletterde wel kan lezen en schrijven maar deze vaardigheden niet goed genoeg beheerst. Over analfabetisme en laaggeletterdheid wordt in Nederland bijna niet gesproken. Het is een taboe. Daarom gebruiken analfabeten en laaggeletterden vaak een smoesje om hun probleem te verbergen.



[1] ₁ OESO, Literacy in the information age: Final report of the international adult literacy survey (IALS). Parijs, 2000.